Willem Melching. De zelf denker. Karel van het Reve 1921-1999.
Submitted by Emmanuel Waegemans on Tue, 22/08/2023 - 09:05
Willem Melching. De zelf denker. Karel van het Reve 1921-1999. Amsterdam, Prometheus, 2023, 414 p.
Biografieën hebben soms de storende neiging om te uitgebreid te zijn en de lezer te vervelen met te uitvoerige details over het leven van de geportretteerde. Dit is niet het geval in Willem Melchings biografie van Karel van het Reve. Het is een hoogst leesbare, goed geschreven en vertelde geschiedenis van een Nederlandse intellectueel die het politieke debat in de jaren zestig-zeventig-tachtig bepaald heeft. Hij deed dat met verve en meestal overtuigend. Hier en daar ging hij wel eens kort door de bocht, maar doorgaans werd hij door veel van zijn landgenoten gevolgd en serieus genomen. Vooral wat de Sovjetunie en het communisme betreft, had hij ook recht van spreken. Hij was zelf opgegroeid in een rood nest (voor en tijdens WO II), hij had slavistiek gestudeerd, kon Russische bronnen lezen en met Russen praten (toen hij correspondent in de Sovjetunie was – 1967-1968), hij vertaalde Russische literatuur van de 19e eeuw en gaf zelf literatuur uit van schrijvers/activisten die in de periode van Brezjnev verboden waren.
De keuze van Van het Reve voor de slavistiek is niet ingegeven door zijn communistische achtergrond, hij werd eerder gefascineerd door de lectuur van klassieke auteurs zoals Poesjkin, Toergenev en Tolstoj (51). Een belangrijk gegeven in de evolutie van zijn wereldbeschouwing is dat zijn twijfel aan het communisme groter werd naarmate hij het land waar het gerealiseerd was beter leerde kennen (52). Dit is een interessante vaststelling van de biograaf: veel westerse sympathisanten van het Sovjetsysteem gingen namelijk niet gebukt onder enige kennis van het land waar dat experiment werd uitgebroed en spraken dus zonder kennis van zaken. Een van de belangrijke inzichten was Van het Reves ontdekking dat Marx, Lenin en Stalin geen filosofen waren, een inzicht dat hij aan Schopenhauer te danken had (67). Daarmee begon zijn Absage aan het communisme: de bedenkers ervan zijn maar amateurs (86). Dit is niet van vandaag op morgen gekomen. Zo geloofde Van het Reve tot na de oorlog dat de processen van tijdens de Grote Terreur ‘rechtmatig en juist’ waren (80). Dit vind ik nu een ontgoochelende episode in het leven van deze grote denker. Blijkbaar had de Sovjetse propaganda dus toch nog enig succes. Van het Reve was te eerlijk en te correct om dit later te verzwijgen: hij gaf ruiterlijk toe dat hij zich vergist had. Interessant is ook de breuk met de CPN, terwijl hij na de oorlog nog bleef geloven in het communisme en de Sovjetunie (91). In zijn Ongepubliceerde Manuscripten is wel een lofdicht op Stalin te vinden (92, 115). Theun de Vries schreef er ook een, maar voor die meeloper had hij alleen maar verachting over. Ook over de nationaliteitenpolitiek van Stalin, zijn deportatie van hele volkeren (103) was hij te spreken. Hij was wel niet te spreken over het antisemitisme in de late jaren van Stalin.
In de Koude Oorlog begon hij in te zien dat de totalitaire Sovjetunie vergelijkbaar was met het nationaalsocialisme, de invloed van Hannah Arendt en Karl Popper is duidelijk (97). Tijdens zijn studieverblijf in de USA zag hij dat Amerikaanse geleerden dikdoeners zijn en geleerde en dure woorden gebruiken om gemeenplaatsen te formuleren. Het was het begin van zijn Huizinga-lezing en een van zijn niet aflatende stokpaardjes. Daarbij ging hij de polemiek niet uit de weg en trapte op menig lange teen. Eenmaal gesetteld aan de universiteit, eerst Amsterdam, later Leiden, was hij een antibureaucraat in hart en nieren: officiële stukken verdwenen ongelezen in de papiermand (154). Ook aan subsidies, bv. voor schrijvers, had hij een hekel: schrijven kun je ook in het weekend (172).
Zijn verblijf in de Sovjetunie als correspondent voor Het Parool heeft zijn verdere loopbaan beïnvloed. Hij is er in contact gekomen met de dissidenten voor wie hij het opnam en wier geschriften hij het land uit smokkelde, zo bv. het ophefmakende essay van Andrej Amalrik Haalt de Sovjetunie 1984? en Sacharovs Overdenkingen over vooruitgang, vreedzame coëxistentie en intellectuele vrijheid. Na zijn terugkeer richtte hij de Alexander Herzen Stichting op, die talloze documenten van de beweging voor de rechten van de mens in de Sovjetunie heeft gepubliceerd.
Het jaar daarop verscheen zijn boek Het geloof der kameraden, dat hij samen met zijn Geschiedenis van de Russische literatuur als zijn beste werk beschouwde. Hierin wordt het communistische geloof van de westerse fellow travellers onderuit gehaald. Maar hij trapte niet alleen de heilige huisjes van de Nederlandse communist in, maar ook die van menig Nederlands intellectueel. Hij had er een handje van weg om op een geestige en soms onnavolgbare wijze mensen tegen zich in het harnas te jagen (243). Dat deed hij vooral met zijn beruchte Huizinga-lezing van 1978, waar hij de hele menswetenschappen voor schut zette. De literatuurwetenschap in het bijzonder, maar in feite alle menswetenschappen, zijn geen vast omschreven, met harde definities werkende disciplines, het zijn geen wetenschappen. De literatuurwetenschapper heeft ons niets te vertellen wat we niet al wisten of zelf hadden kunnen bedenken.
Verder is het boek en de biografie van Van het Reve een aaneenschakeling van botsingen, twisten, polemieken, ruzies, gekibbel met jan-en-alleman: marxisten-communisten-stalinisten-maoisten-semiotici, freudianen, krakers, pacifisten, noem maar op. In feite vind je in zijn biografie een halve eeuw Nederlandse en westerse geschiedenis, cultuurgeschiedenis en Ideengeschichte terug. Alleen dat al maakt het boek de moeite waard, en voor de slavist is het ook een mooi overzicht van vijftig jaar bezig zijn met en nadenken over Rusland, de omgang met de Russische cultuur, de vergelijking tussen Oost en West. Dit alles heeft de auteur mogelijk gemaakt. Hem komt alle eer toe.