Arthur Langeveld. Tussen geld en God. Dostojevski voor beginners.
Submitted by Emmanuel Waegemans on Thu, 25/08/2022 - 15:31
Arthur Langeveld. Tussen geld en God. Dostojevski voor beginners. Amsterdam, Van Oorschot, 2022, 317 p.
Wie durft het anno 2022 in godsnaam nog aan een boek over Dostojevski te schrijven? Een Russische schrijver over wie honderden, duizenden boeken en studies zijn verschenen, van wie alle aspecten zijn onderzocht. Alleen al de editie van zijn verzameld werk in tien kloeke boekdelen telt rond de 9.000 pagina’s, waarvoor je minstens een heel jaar nodig hebt om het allemaal gelezen te krijgen, en dan hebben we het nog niet over de academische editie in dertig delen. Een onbegonnen werk. Zelf heb ik een groot deel van zijn werk gelezen toen ik nog op de middelbare school zat en later tijdens mijn studie Slavistiek en het heeft me nooit tegengestaan, laat staan verveeld. Ik ben niet de enige slavist die er door Dostojevski ‘ingeluisd’ is.
De auteur van dit boek, de Nederlandse slavist en vertaler Arthur Langeveld, heeft ooit tot de anti-dostojevskianen behoord, een club van snobistische filologen als Vladimir Nabokov en Karel van het Reve die (samen met Toergenjev) een hekel hadden aan Dostojevski, ‘de pukkel op de neus van de Russische literatuur’. Wellicht had de aristocraat Toergenjev de pest aan de ‘literaire proletariër’ zoals Dostojevski zichzelf graag noemde (105). Die anti-houding bij Langeveld komt waarschijnlijk van zijn leermeester prof. Karel van het Reve, die in zijn Geschiedenis van de Russische literatuur hier en daar wel iets positiefs over Dostojevski weet te vertellen, maar die toch geen hoge pet op had van diens taal en stijl. Toen Langeveld zich aan een nieuwe vertaling van Brat’ja Karamazovy zette, op verzoek van uitgeverij Van Oorschot, begon hij de door velen verguisde schrijver te appreciëren en dit is geresulteerd in een nieuwe, verdienstelijke vertaling (De broers Karamazov) en in dit boek – een liefdesverklaring aan Dostojevski.
Dit boek heeft alle kwaliteiten om de ‘beginner’ voor Dostojevski warm te maken en dit niet in zweverige, idolatrische bewondering voor de schrijver, maar zakelijk, bondig, overtuigend, en dit alles in modern taalgebruik dat de jonge lezer zeker zal aanspreken. Als product van de coronaperiode mag dit er zijn.
Het is bijna onbegonnen werk de vele verdiensten van dit boek op te sommen. Ik pik er enkele uit. Langeveld doorprikt een aantal hardnekkige mythes die over Dostojevski de ronde doen. Zo bv. dat zijn vader door zijn boeren vermoord zou zijn, volgens sommigen de oorzaak van zijn epilepsie. Hij citeert Ljoedmila Saraskina die in haar biografie van de schrijver in de prestigieuze serie ‘Het leven van merkwaardige mensen’ deze hypothese naar het rijk der fabeltjes verwijst (25). Of hij toont aan de hand van vele citaten uit allerlei werken aan dat de stelling dat Dostojevski slecht schrijft, niet klopt. Volgens Langeveld deed hij dit ‘altijd met opzet, als komisch element, en om de indruk van ‘literatuursheid’ te vermijden’ (210). Deze opvatting is bij vele lezers / critici terug te vinden : Henry James noemde zijn romans ‘baggy monsters’, velen vinden zijn boeken chaotisch, ongeorganiseerd, Gothic en vol goedkope effecten (290). Al deze tegenargumenten weerlegt Langeveld met verve. Of de overtuiging dat Dostojevski slordig schreef, omdat hij ‘altijd haast had en voor deadlines zat’ (304), een bewering die door de bekende literatuur- en cultuurhistoricus Dmitri Lichatsjov weerlegd werd.
De omgang van Dostojevski met geld staat centraal in dit boek. Hij ging er ‘lichtzinnig’ mee om (29) en een groot deel van zijn correspondentie bestaat uit bedelbrieven (24). Het is zijn tweede vrouw, Anna Snitkina, die hem van de bedelstaf heeft gered (29). Maar Langevelds boek gaat niet alleen over geld, in feite is het een afgeronde biografie, waarin privé- en openbaar leven, het literair werk, de receptie ervan en de historische, culturele en ideologische context uitvoerig worden behandeld. Met verve. Van zo goed als alle werken die ter sprake komen, geeft Langeveld een ter zake doende samenvatting, zonder zich in details te verliezen.
Zelfs bij doorgaans minder hoog aangeslagen werken van Dostojevski (zo bv. Vernederd en gekrenkt, een nieuwe, m.i. minder optimale vertaling i.p.v. het ingeburgerde Vernederden en gekrenkten) is Langeveld positief : ‘Laten we zeggen dat het niet zijn beste roman is, maar dat een wat mindere Dostojevski nog steeds het lezen waard is.’ (106) Over De speler, een roman over een gokverslaafde, zegt de biograaf dat het natuurlijk maar een ‘tussendoortje’ is, ‘maar wat een juweel van een tussendoortje !’ (167) Vaak brengt Langeveld een raak oordeel uit : het aan Der Steppenwolf (Herman Hesse) herinnerende Ondergrondse notities noemt hij, terecht, ‘een van zijn beste en origineelste werken’ (135), pas na zijn dood erkend als ‘een van de mijlpalen in de moderne literatuur’ (156). Tegenover de grote schrijver stelt hij de ‘financiële en zakelijke analfabeet’ (140). Raak is de omschrijving van Dostojevski als een ‘dialogische auteur’ (151), wat hij aan de hand van talrijke voorbeelden illustreert. Nieuw is ook de visie dat veel van Dostojevski’s ‘weerzin tegen Europa’ te wijten was aan het rotweer tijdens zijn eerste reis (165). Wie Langevelds beschrijving van Misdaad en straf leest (190) krijgt meteen goesting om het boek te gaan lezen of te herlezen. Ook de chaotische roman Duivels (Besy) wordt bevattelijk beschreven en geanalyseerd en de profeet die Dostojevski is, komt hier goed uit de verf. De auteur van Dagboek van een schrijver, waarin hij alles kwijt wilde wat hem in het leven van Rusland bezighield, noemt de biograaf ‘de eerste blogger van de geschiedenis' (235).
Wat opvalt in deze biografie is dat de auteur, zelf vertaler, ook zijn nek uitsteekt wat vertalingen betreft. Voor zijn keuze voor De broers Karamazov in plaats van het ingeburgerde ‘De gebroeders Karamazov’ (261) geeft hij een tamelijk plausibele uitleg, maar waarom nu Djadjoesjkin son vertaald moet worden met Wat oom had gedroomd en wat er tegen de bestaande vertaling Oompjes droom is, is me niet erg duidelijk (97). Dostojevski had dat toch ook kunnen zeggen : Что приснилось дядюшке. En of ‘emoties’ een ideale vertaling is van надрывы, durf ik te betwijfelen (272) : het kan ook zenuwinstorting, hysterische uitbarsting, hysterie, spanning e.v.a. zijn.
Het is duidelijk dat de vertaling van Dostojevski’s romans de vertaler voor heel wat problemen stelt. Een ervan is het vervelende woord zjid (жид), dat in de late 18e eeuw door Catherina de Grote verboden werd, maar in de 19e eeuw het volkse woord voor Jood (jevrej / еврей) was. Vooral het afgeleide adjectief zjidovski (жидовский) is negatief geladen. Langeveld vertaalt het door ‘jids’, een mij onbekend woord, wellicht ontleend aan het Amsterdams jargon, waar Hollandse vertalers niet voor terugschrikken. Een ‘gesjochten’ (95) schrijver is bij ons onbekend.
Naast al deze indrukwekkende positieve eigenschappen van dit boek moet toch gewezen worden op enkele punten van kritiek. Langeveld citeert het wat onderschatte Uitgezochte plaatsen uit brieven aan vrienden van Gogol, een brief die noodlottig werd in het leven van Dostojevski, maar hij geeft geen enkel significant citaat uit deze mijlpaal uit de Russische cultuurgeschiedenis (70). Over Dostojevski’s executie zegt hij dat hij er kort over zal zijn, omdat het ‘al zo vaak verteld’ is (72), wat niet ter zake doet in een boek voor ‘beginners’ (titel). Over het verhaal Het dorp Stepantsjikovo en de mensen die er woonden (i.p.v. ‘en zijn bewoners’) zegt Langeveld dat Foma Fomitsj een ‘universeel personage’ (101) is, maar hij had ook Joeri Tynjanov kunnen citeren die stelt dat Dostojevski hier een satire tekent van zijn leermeester Gogol. De vergoelijking van het verhaal ‘Een Russische monnik’ (deel 6 van De broers Karamazov) is zwak : dit is echt een fremdkörper in deze roman, een traktaat over een heilige monnik, tientallen bladzijden lang, eigenlijk een hagiografie.
Maar dit zijn kleine smetten op een voortreffelijk en aanstekelijk werk. Onbegrijpelijk is het ontbreken van twee werken die over het thema van dit boek gaan : de studie van Charles Timmer Geld en goed bij Dostojevski (1990), de eerste studie in ons taalgebied die op dit probleem wees, en de recent verschenen studie van Andrew Kaufman. De muze van de gokverslaafde. De vrouw die Dostojevski van de ondergang redde (Nederlandse vertaling 2021). In een taalgebied waarin veel vertaald wordt uit het Russisch, maar weinig studies over de Russische literatuur en cultuur verschijnen, kan dit boek de auteur natuurlijk niet ontgaan zijn.