
Aleksandra Boltovskaja. Hoe ik het plan van mijn moeder saboteerde en trouwde met een Belg. Gent, Borgerhoff & Lamberights, 2021, 195 p. Geautoriseerde vertaling door Pieter Boulogne.
Er wordt de laatste jaren weer veel vertaald uit het Russisch, zowel bekende klassiekers als voorheen nog nooit vertaald werk. De belangstelling voor de Russische literatuur blijft constant en dat verheugt in een tijd waarvan weleens gezegd wordt dat er niet meer gelezen wordt (of zijn het dan alleen de ‘ouden van dagen’ die nog echt literatuur lezen?). Maar het is al lang geleden dat er nog eens een boek verscheen van een Russische schrijver over ons land of taalgebied (België of Nederland). Ik kan alleen terugdenken aan Felix Kaplan, die onder het pseudoniem Kirill Gradov interessante boeken schreef over zijn verhuis naar Nederland in volle Sovjettijd. In 1984 publiceerde hij onder de aan Aleksandr Blok refererende titel Met schuine en begerige ogen een boeiende roman over de ontworteling, de kennismaking met en het gewoon worden aan de Nederlandse cultuur in de jaren zeventig. Er staan een paar kernachtige oneliners in die hier en daar doen denken aan het boek van Aleksandra Boltovskaja, zo bijvoorbeeld ‘Juist in Nederland heb ik Rusland in mijn binnenste begraven’ en ‘Naarmate ik het Nederlands beter ging verstaan begon ik me in Amsterdam steeds meer te vervelen.’
Dit boek vertelt het verhaal, zij het niet uitgewerkt als aaneensluitend of afgerond narratief, van de Russische vrouw Aleksandra (Sasja) die ergens rond 2000 haar ex-Sovjetvaderland (Kaliningrad, Sint-Petersburg) verlaat en via een pennenvriend een Belg leert kennen, een Limburgse boer. Ze vertrekt naar het land van Tijl Uilenspiegel (zo zien veel Russen ons land toch) met een zoontje van vier en krijgt met de Limburgse Maurice nog een zoon en een dochter, die ze verliest (er wordt niet verteld hoe het meisje aan haar einde komt). Als schoondochter heeft ze het niet voor de wind met een bazige schoonmoeder, die haar wil (her-?) opvoeden tot een voorbeeldige Belgische huisvrouw. Zij komt ‘uit een andere cultuur, de dochter van een gestudeerde, onafhankelijke vrouw, een arts, die altijd haar eigen lot heeft bepaald, die vroeg gescheiden is en ervan overtuigd is dat het huwelijk een “totaal overbodig, weerzinwekkend instituut” is’ (p. 52). De cultuurshock kan moeilijk groter zijn – aan de ene kant een ontwikkelde vrouw uit de grote wereldstad Sint-Petersburg, bezeten van cultuur, begerig naar avontuur, bereid om de beklemmende grenzen van het Sovjetleven te doorbreken, aan de andere kant de brave, fatsoenlijke Limburgse boer, die vooral aan zijn huis denkt en jarenlang bezig is met het renoveren van zijn onmisbare baksteen en daarvoor altijd maar reizen naar de door zijn vrouw zo begeerde steden als Parijs of Londen uitstelt (59).
Na een eerste bad in de ‘Vlaamse cultuur’ begint de Russische nieuwkomer verschillen op te merken. Natuurlijk is er de obligatoire vriendelijke lach op de gezichten van de mensen, wat voor Russen een horror is (smech bez pritsjiny – prizrak doeratsjiny ofte lachen zonder reden is een uiting van onnozelheid). Onze clevere Russin had al gauw door dat het maar ‘een zuiver vormelijke glimlach’ (41) is, maar toch moet ze toegeven dat, terugdenkend aan haar geboorteland, ‘zo’n nietszeggende beleefdheidsglimlach toch nog altijd stukken beter is dan een gezicht dat ongeveinsde vijandigheid of desinteresse uitdrukt!’ (42). Een bezoek aan de Russische ambassade in Brussel bevestigt haar in dit inzicht.
Een schokkende constatering is dat er in ons land ‘een overvloed aan alles’ is, maar ‘een nijpend tekort aan… menselijke omgang en warmte’ (73). Belgen zijn niet gewend aan ‘lange, diepgravende gesprekken’ ‘over de zin van het leven’ (74), een voor Russen onuitputtelijk thema bij nachtelijke gesprekken. Er volgt het niet zo fraaie oordeel op dat ‘Belgen wel sociaal gehandicapt’ (75) zijn. Daar staat ook iets positiefs tegenover: Aleksandra kan respect opbrengen voor een hardwerkende zelfstandige en hoe ze erin slaagt ‘zo’n werkritme vol te houden’ (79), iets waar veel Russen niet van wakker liggen.
Een confronterende ervaring voor mevrouw Boltovskaja was de lezing van een Vlaamse docent die kwam vertellen dat Russen altijd van sterke leiders gehouden hebben en onderdanig willen zijn (‘zelfs Poesjkin likte de kont van de tsaar’) (92). Ze citeert dan die bekende uitspraak van Ruslands grootste dichter aan zijn vriend Vjazemski in 1826: ‘Uiteraard veracht ik mijn vaderland van kop tot teen, maar ik kan er niet tegen wanneer een buitenlander dat gevoel met mij deelt’ (94), een wel erg gebalde en raak geformuleerde haat-liefde verhouding van de Rus met zijn eigen land. Toegegeven, dit blijft een raadsel voor velen van ons. Je mag luisteren naar kritiek die Russen op hun land en bestuurders spuien, maar niet beamen, niet zelf beginnen kankeren, dat is hùn privilege. En dat wordt zo eventjes – ‘tussen de soep en de patatten’ om het op z’n Vlaams te zeggen – gedebiteerd door twee van de intelligentste mensen van het Rusland van die tijd.
Het is de Russin in Limburg opgevallen dat Belgen niet recht voor de vuist zijn, alles omfloerst en voorzichtig aanpakken, overal alles ‘scheppen ze zoete saus’ (146). Dit staat wel in contrast met een harde uitspraak die een vriendin van haar doet over een onaanzienlijk meubelstuk in haar woonkamer: ‘Heel onplezierig vond ik dat, vooral omdat ze de waarheid sprak.’ (155)
Het boek is ook interessant door wat we eruit leren over hoe Russen tegenover hun eigen land staan. Mevrouw Boltovskaja heeft haar hart ‘helemaal niet aan Rusland verloren’ (111), maar is wel kwaad wanneer een kritische docent zwartgallige dingen vertelt over haar land, of wanneer de Vlaamse en Nederlandse televisie ‘er maar niet genoeg van krijgt om de lelijkste grimassen uit het Russische verleden te tonen’ (93). In de tijd dat ze het besluit nam om te emigreren, zag ze Rusland als ‘dat land waar niets te rapen viel’ (176). Wellicht verklaart dat waarom er enkele verhalen in verweven zitten die zuiver Russisch zijn en iets vertellen over haar leven in de Sovjetunie en in de postcommunistische tijd voor haar emigratie (p. 119-138), iets wat ik aanvankelijk als een punt van kritiek zag, maar achteraf beschouwd toch nuttig is om zicht te krijgen op wat een mens beweegt om alles op te geven en in het ongewisse een nieuw leven te beginnen. De auteur constateert dat de ‘opwinding die je ervaart wanneer je in een ander land bent gaan wonen, na een paar jaar begint te slijten’ (187). Contradictorisch lijkt de bewering dat je overvallen wordt door nostalgie na jaren van inburgering, wanneer je ‘al genoeg Belgisch Nederlands beheerst om liedjesteksten te begrijpen, grapjes te maken en zelfs zegswijzen en geestigheden te debiteren’, hoe dan ook besef je dat je ‘in verschillende werelden’ leeft (188). Haar oordeel over de poging van Belgen om Russen te begrijpen is vernietigend: ‘Geen snars begrijpen de Europeanen van wat er in ons, Russen, omgaat!’ (65) Toch zijn er momenten van hoop: de Russische vrouw toont respect voor een dynamische zelfstandige en ze slaagt erin van Belgische preskop (vlees in gelei) te eten (144). Het mooist in heel het boek en ook de meest geslaagde oneliner is haar uitspraak over ‘stoofvlees op z’n Vlaams’: ‘Het enige waarmee ik de ervaring van de Belgische keuken te leren kennen kan vergelijken, is mijn eerste orgasme.’ (147) Dat mag als motto dienen voor het kookboek van de Boerenbond!
Grappig is dat de coronatijd en het hamstergedrag dat deze met zich meebracht, Boltovskaja deed terugdenken aan de jaren tachtig, toen Sovjetburgers ook krampachtig op zoek gingen naar elementaire dingen (182). Maar bedroevend is te lezen dat je onder Russische immigranten ‘de ferventste aanhangers van het Vlaams Belang’ (191) vindt, net alsof Russen geen immigranten, geen ‘allochtonen’ (= van een andere plaats komend) zijn.
Dit is een kleine greep uit dit leuke boekje. Goed verteld, in pretentieloze, maar pittige taal, leuk vertaald en dit in overleg met de auteur, die uitstekend Nederlands verstaat – een procedé dat weinig voorkomt. Merkwaardig is ook dat de Russische tekst niet echt bestaat – de auteur heeft een en ander op het Internet geplaatst, maar in overleg met de vertaler nog aangepast en is ingegaan op taalkundige en stilistische voorstellen van vertaler en uitgever.
Misschien had hier en daar haar eigen biografie in België wat meer uitgewerkt mogen worden, maar wellicht is dit stof voor een volgend boek van haar? Waar we naar uitkijken. Wat ze precies bedoelt met de titel van haar boek en of ze geslaagd is in haar plan, moet u zelf maar lezen in dit ‘interessant en leerrijk’ boek (zoals de Russen plegen te zeggen).