Marc Jansen. Belaagd paradijs. Een geschiedenis van Georgië.

Marc Jansen. Belaagd paradijs. Een geschiedenis van Georgië. Amsterdam, Van Oorschot, 2021,195 p.

In 2014 kwam de Nederlandse historicus en Ruslandkenner Marc Jansen met een geschiedenis van Oekraïne (Grensland. Een geschiedenis van Oekraïne. Amsterdam, Van Oorschot). De timing kon niet beter : in 2014 werd het schiereiland de Krim door Rusland bezet en geannexeerd. Daarmee wilde de imperiaal ingestelde Poetin de historische vergissing van Chroesjtsjov van 1954 ongedaan maken: toen besliste de partijleider om het schiereiland, dat ыштвы 1783 bij Rusland had behoord, aan ‘de’ Oekraïne te ‘schenken’ en dat in het teken van 300 jaar ‘vriendschap’ tussen Rusland en Oekraïne (1654 – na de bloedige burgeroorlog van de 17e eeuw, die het land in tweeën verdeelde). Met deze beslissing is Chroesjtsjov inderdaad over één nacht ijs gegaan, maar dit geeft natuurlijk Rusland nog niet het recht om dit stuk grond van een buurland zomaar in te pikken. Nu, acht jaar later, blijkt deze invasie slechts de eerste stap te zijn in een groter plan – de inname / bezetting / ‘pacificatie’ / onderwerping van het op het Westen gerichte Oekraïne, met de bedoeling het land weer in de armen van Rusland te drijven. Of Poetin daarin zal slagen, zal de toekomst uitwijzen, in elk geval is de tol groot : duizenden slachtoffers, honderdduizenden vluchtelingen, vreselijke en onmenselijke militaire en burgerlijke doelwitten, maar vooral veel stof voor generaties haat van de Oekraïners jegens de Russen, die hun geen vrijheid of onafhankelijkheid of eigen koers gunnen. We beseffen nu wat Poetin bedoelde met zijn bekende uitspraak dat het uiteenvallen van de Sovjetunie ‘een bijzonder grote catastrofe van de XXe eeuw’ was (meestal wordt vertaald ‘de grootste catastrofe’, maar dat klopt niet – in het Russisch heet het величайшая катастрофа en dat betekent niet de grootste, maar een heel grote). Dit taalkundige detail is niet zonder betekenis : indien Poetin echt 'de ‘grootste’ bedoeld zou hebben, zou hij de Holocaust pijnlijk minimaliseren.

Na dit hoogst noodzakelijke boek komt Marc Jansen nu met een geschiedenis van Georgië. Het is een even onontbeerlijk boek als dat over Oekraïne. Het is compact (150 p. over de geschiedenis), aangenaam leesbaar, het vervalt niet in voor leken onbelangrijke details of discussies, maar het geeft toch een goed beeld van de complexiteit van Georgiës geschiedenis en cultuur. De eerste helft van het boek beschrijft de geschiedenis van het land tot 1917, het tweede deel behandelt de Sovjetperiode en de tijd der troebelen die daarop volgde, tot de dag van vandaag. Het bevat ook enkele nuttige aanhangsels : een tijdtafel, een verklarende woordenlijst, een bibliografie en twee indexen (van geografische namen en een personenregister). De cover – net als de titel – is goed gekozen : een idyllisch tafereel van de bekende naïeve Georgische schilder Niko Pirosmani over feestende, tafelende Georgiërs. Hiermee begint de auteur ook zijn boek : een korte schets van de sympathieke tafelcultuur (die voor buitenlanders meestal op alcoholterreur neerkomt). In zijn slot (147) stelt de auteur dat Georgië wel eens vergeleken is met de hof van Eden, alhoewel de geschiedenis ‘lang niet altijd paradijselijk’ met het land omgesprongen is. En hij begint het slot van zijn boek met een citaat van mijn landgenoot Jacques Brel die in 1965 het land bezocht : ‘Georgiërs zijn mooie mensen. Ik was er helemaal niet op voorbereid met zulke tegemoetkomende en tedere wezens te maken te krijgen. De Georgiërs mixen droom en realiteit tot een buitengewone cocktail. Die mensen worden niet opgejaagd door de tijd, zitten niet onder de knoet van het geld. Op zo’n cultuurschok zat ik al twintig jaar te wachten. Ik heb daar broers achtergelaten.’ (147)

In het licht van deze door alle bezoekers gedeelde mening is wat de Russen deze Kaukasiërs hebben aangedaan wreed. Aan de andere kant heeft Georgië natuurlijk ook Rusland voor generaties kapot gemaakt : de dertig jaar durende dictatuur van de Georgiër Dzjoegasjvili ofte Stalin, de ex-seminarist en terrorist die erin slaagde na de dood van Lenin (1924) de macht te grijpen en het land een generatie lang aan een ijzeren dictatuur te onderwerpen. Dat de man in zijn geboorteplaats (Gori) nog altijd een museum en een standbeeld heeft, pleit niet voor zijn volk en toont aan dat het verleden van Rusland nog altijd niet verwerkt is, ook al kon in de late jaren tachtig zo goed als alles uit de Sovjetse beerput naar boven komen. Wat we de laatste jaren van Poetin te zien hebben gekregen, toont aan dat zelfs voor ontwikkelde mensen (de president heeft rechten (!?) gestudeerd aan de universiteit van Leningrad) het verleden niet op een fatsoenlijke manier verwerkt is en zelfs bewust gemanipuleerd wordt. Zo pleitte Jevgeni Dzjoegasjvili, de kleinzoon van Stalin, voor de rehabilitatie van zijn grootvader en het herstel van de Sovjetunie (133). Rusland zou hier veel kunnen leren van het na-oorlogse Duitsland, dat tenminste veel moeite heeft gedaan om te denazificeren, terwijl in het postcommunistische Rusland zo goed als geen serieuze pogingen zijn ondernomen om het land en het bewustzijn van de mensen te de-sovjetiseren. Oud-communisten noemden zich na 1991 van vandaag op morgen ‘democraten’ en daarmee was voor hen de kous af.

Het historische gedeelte van het boek is noodzakelijk om te begrijpen wat in de late XXe en in de jonge XXIe eeuw in Georgië is gebeurd. Door uitvoerig stil te staan bij de evolutie van de postcommunistische tijd leren we en passant veel over de huidige situatie in Oekraïne : Rusland steunt separatistische gebieden in Georgië (Abchazië en Ossetië), destabiliseert daardoor het land en verschaft zich daardoor de rechtvaardiging van inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Georgië.

De auteur stelt terecht dat in de XIXe en XXe eeuw het Russisch de lingua franca in de Kaukasus was, maar dat dit nu niet langer het geval is en dat het Russisch verdrongen wordt door het Engels (121). Dus derussificatie en europeanisering gaan hand in hand, twee doornen in het oog van de imperiale ex-grootmacht. Als het land bovendien geïnteresseerd bleek in lidmaatschap van de NAVO en de EU, was het hek helemaal van de dam en meende Rusland te moeten ingrijpen. L’histoire (weliswaar de zeer recente) se répète dus.

Dit zijn maar een paar bedenkingen bij het interessante boek van Marc Jansen dat onmisbaar is voor wie zicht wil krijgen op de Russische politiek van de laatste twintig jaar. De ‘logica’ in Poetins bewind ten overstaan van de ex-Sovjetrepublieken laat het ergste vrezen voor de nabije toekomst.

Leuk in het boek is ook dat de auteur er de literatuur bij betrekt : het middeleeuwse epos van Roestaveli, getuigenissen van de in Nederland populaire Konstantin Paoestovski, van Fazil Iskander (de in het Russisch schrijvende Abchaziër) en van de hedendaagse schrijfster Nino Haratischwili (met haar schitterende bestseller over het twintigste-eeuwse Georgië Das achte Leben).