Dmitrij Guzevič. Putevye zapiski Velikoj osoby (1697-1699). Kritičeskaja istorija publikacij i problema avtorstva. LAP LAMBERT Academic Publishing, Saarbrücken, 2012, 215 S. ISBN 978-3-8383-0544-8
Onder het bewind van Catherina II begon de belangstelling voor de grote hervormer en de grondlegger van het moderne Rusland op gang te komen. In 1788 verscheen in Rusland het Zapisnaja knižka ljubopytnych zamečanij Velikoj osoby stranstvovavšej pod imenem dvorjanina Rossijskago posol’stva v 1697 i 1698 godu (lett. Notitieboekje met interessante aantekeningen van de Hoge Persoon reizende onder de naam van edelman van het Russisch gezantschap in de jaren 1697 en 1698) (Sint-Petersburg 1788).
Twee elementen in de titel van deze anoniem uitgegeven reisnotities hebben historici op een verkeerd been gezet: de aanduiding ‘velikaja osoba’ (hooggeplaatste persoon) en ‘posol’stvo’ (gezantschap, ambassade). Die twee elementen hebben tot de conclusie geleid dat het dagboek (reisnotities) door Peter de Grote geschreven moet zijn. Dit voor de cultuurgeschiedenis van Rusland buitengewoon belangrijk tijdsdocument, een van de zeldzame getuigenissen over de eerste kennismaking van een Rus van de nieuwe tijd met het Westen, werd twaalf keer heruitgegeven (inclusief een Duitse en een Nederlandse vertaling). Elke keer was er sprake van ‘reisnotities door Peter de Grote zelf bijgehouden’ (1830) of ‘door een van de gezanten’ (1830), ‘dagboek van Peter de Eerste’ (1848), enz. In de loop van de tijd werden verschillende hypothesen naar voren geschoven met betrekking tot de vraag wie de auteur zou kunnen zijn. Al in de 19e eeuw kwam men tot het inzicht dat de tsaar de auteur niet kon zijn (aldus Pogodin in de editie van 1831). Vóór de Revolutie verschenen zes edities van de reisnotities, die zich allemaal op verschillende kopieën baseerden, wat erop wijst dat de tekst bekend was en belangstelling genoot, maar wat de tekstologische complexiteit alleen maar vergroot.