Kristina Sabaliauskaitė. Peters keizerin.
Door Emmanuel Waegemans op ma, 21/02/2022 - 08:13
Kristina Sabaliauskaitė. Peters keizerin. Amsterdam, Prometheus, 2022, 352 p. Vert. uit het Litouws door Anita van der Molen (orig. titel Petro imperatorė).
In 2019 verscheen in Litouwen de historische roman Peters keizerin van de jonge kunsthistorica Kristina Sabaliauskaitė. Er werden al meer dan honderdduizend exemplaren van verkocht, een hele prestatie als je weet dat Litouwen nog geen drie miljoen mensen telt. Het succes is verdiend. De auteur neemt een origineel standpunt in: ze beschrijft het leven van de Russische tsarina / keizerin Catherina I (1725-1727) vanuit het gezichtspunt van de op sterven liggende vrouw. Catherina vertelt haar leven in een terugblik, maar dan een lange van meer dan 300 bladzijden. De monologue intérieur verveelt geen ogenblik.
Sabaliauskaitė vertelt met veel details het ongewone leven van deze ‘Assepoester van de 18e eeuw’ (zoals Voltaire haar noemde). Ze schopt het van ‘zielenpoot, wees en oorlogsgevangene’ (83), misschien van Litouwse lage adel afkomstig (186), tot de vrouw van de machtige Russische tsaar Peter I en na diens dood tot zijn opvolgster als Catherina I. Ze noemt zichzelf ‘dom’ (196), kan niet lezen en moet haar (liefdes-) brieven aan Peter dicteren, ze wil niet aan politiek doen, maar wel de man veroveren en liefhebben die haar ‘genomen’ heeft. Dat laatste natuurlijk zonder haar te vragen, nadat ze eerst door de legeraanvoerder Sjeremetjev in Lijfland tot zijn bijslaap gemaakt en daarna bij Peter I’s machtige favoriet Aleksandr Mensjikov terechtgekomen was, die haar tenslotte ‘afstond’ aan zijn vriend Peter, die viel voor haar charme. Ze was enkele dagen getrouwd met een trompetter in het Zweedse leger (Johan Cruse, die om een of andere reden een ‘Brabantse trompetter’ (29) wordt genoemd, maar die echtverbintenis zal Peter er niet van weerhouden haar tot zijn vrouw te nemen, ook al was hijzelf nog altijd getrouwd met Jevdokia, zijn eerste vrouw, die hij na zijn terugkeer uit Nederland (1698) in het klooster had gestopt. Dubbele bigamie dus.
Het interessante in dit levensverhaal van Ekaterina Aleksejevna, zoals Marta Skawronska orthodox werd gedoopt, is dat ze vertelt hoe ze erin slaagt zelfstandig te blijven. Ze zegt over zichzelf ‘soms was ik een slavin, andere keren een veeleisende soeverein’ : ‘Ik wist dat ik liever mijn tong zou afbijten dan hem ooit batjoesjka, vadertje, te noemen’ (71) en ‘Ik was eigenzinnig, zelfverzekerd’ (112). Tijdens een van Peters alcoholische bacchanalen trok ze het uniform van het Preobrazjenski-regiment aan, waarom ze ‘de amazone’ genoemd werd (135), wat de feministe avant la lettre natuurlijk vleiend vond.
Het leuke aan dit boek is dat je door het levensverhaal van Catherina eigenlijk heel de geschiedenis van het ontstaan van Sint-Petersburg krijgt geserveerd. Haar raadsman en eerste (vrijwillige) minnaar is Aleksandr Mensjikov, de rechterhand van de tsaar die de gouverneur-generaal van de nieuwe stad Sint-Petersburg is en die zijn uiterste best deed om ‘die nieuwe Europese Rus’ te zijn die zijn tsaar wilde creëren’ (81), maar ‘zijn hebzucht, zijn honger naar invloed, de schaamteloosheid van zijn dromen waren ronduit grenzeloos’ (95). Deze boezemvriend van Peter, die een onvermoeibare energie aan de dag legde en de droomstad van zijn baas en weldoener uit de grond stampte, moest wel elk moment vrezen voor de toorn van de tsaar – ‘hij liep zijn hele leven lang op eieren’ (109). Dat deze dief en maffioso uiteindelijk toch niet tegen de lamp liep en verscheidene keren kon rekenen op de gratie van Peter, ook al was zijn diefstal, zijn corruptie en gesjoemel overduidelijk, heeft hij te danken aan zijn ex-minnares Catherina. Na de dood van Catherina evenwel gaat hij voor de bijl en wordt hij door de nieuwe machthebbers verbannen naar Siberië.