Wim Coudenys & Patrick Rapoye. Gevallen ver van het vaderland

Wim Coudenys & Patrick Rapoye. Gevallen ver van het vaderland. Russische slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog in België. Ieper, In Flanders Fields Museum, 2021, 132 p. (Nr. 2 in de reeks De Namenlijst)

Het prachtige museum dat aan de Eerste Wereldoorlog gewijd is – In Flanders Fields Museum in het West-Vlaamse Ieper – doet al jaren onderzoek naar de aanwezigheid van buitenlandse soldaten op Belgisch grondgebied tijdens WO I. Eerst werden Italiaanse krijsgevangenen behandeld, nr. 2 van de serie behandelt Russische krijgsgevangenen in België. Het is een ingewikkelde geschiedenis, zoals blijkt uit dit bijzonder goed gedocumenteerde en geïllustreerde boek.

Aan de vooravond van WO leefden ca. 10.000 Russen (of onderdanen van het Russische Keizerrijk) in België. Toen de oorlog uitbrak, kon (of wilde) niet iedereen gerepatrieerd worden, vooral Russische Joden vluchtten – naar Nederland, Frankrijk of Groot-Brittannië, velen bleven achter in het bezette België (12). Helaas is over het lot van de achterblijvers weinig bekend. Een deel werd oorlogsvrijwilliger (14). Er waren ook tientallen Russen uit de Geallieerde legers die sneuvelden op Belgische bodem (22). En dan waren er natuurlijk de Russen die door de Duitsers krijgsgevangen waren gemaakt : van de 2,5 miljoen geallieerde soldaten waren ruim 1,4 miljoen Russen. Ze namen de plaats in van Duitse mannen die onder de wapens moesten (31) en werden slecht behandeld, wat door de tegenstander breed uitgesmeerd werd in de pers (34). Voor België zou dit ca. 14.000 Russische krijgsgevangenen hebben betekend (37, in Noord-Frankrijk zetten de Duitsers ca. 150.000 Russische krijsgevangenen in). In België werden ze ingezet bij de aanleg, het onderhoud en de afbraak van spoorwegen (nodig voor de verbinding met Frankrijk), in de exploitatie van grondstoffen en het industriële potentieel, en ook voor de bouw van militaire objecten (38). Ze werden ondergebracht in werkkampen in de buurt van hun werkplek (42), waar ze volgens persberichten afschuwelijk behandeld werden (43). Ook aan de grens met Duitsland werden ze ingezet, daar mochten ze hout hakken voor de loopgraven en barakken aan het IJzerfront (45). Het zal daarom niet verwonderen dat nogal wat krijgsgevangenen probeerden te ontsnappen – het neutrale Nederland was ‘gedurende de hele oorlog een toevluchtsoord voor Belgische burgers en oorlogsvrijwilligers, ontsnapte geallieerde krijgsgevangenen en Duitse deserteurs’ (46). Ruim 4.000 Russische krijgsgevangen zouden de oversteek gewaagd hebben. Het is niet zo fraai om te lezen dat de befaamde “dodendraad”, de 332 kilometer lange elektrische draad langs de Nederlandse grens, van Knokke tot Vaals, waaraan zo’n 950 mensen het leven lieten, werd aangelegd onder meer met de hulp van Russische krijgsgevangenen.

Toen de oorlog eindelijk afgelopen was (11 november 1918), was de ellende van de Russen nog niet achter de rug. ‘Zelfs bij hun terugtocht namen de Duitsers nog Russische krijgsgevangenen mee.’ (91) Ook na het einde van de oorlog kwamen nog heel wat Russen om – door uitputting of door de opduikende Spaanse griep. Overal in het land zijn begraafplaatsen van Russen te vinden, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, het initiatief van individuen of plaatselijke overheden, die hulde wilden brengen aan onze geallieerde bondgenoten (ook al had bolsjevistisch Rusland dan door de vrede van Brest-Litovsk een eenzijdig einde gemaakt aan de Russische inzet tegen de Duitsers) die hun leven gegeven hadden in de strijd tegen de Duitsers. Hier en daar konden ze op sympathie rekenen, maar soms bekoelde die ook zienderogen. Zo zouden ze onderbetaald het werk van de plaatselijke bevolking afnemen of bedreigden ze de openbare orde (omdat ze in grote groepen rondhingen, bedelden of agressief waren). Ondertussen moest de Belgische regering ook nadenken over de repatriëring van Russische onderdanen, maar uiteraard wenste niet iedereen terug te keren naar Rusland, dat nu in bolsjevistische handen was. Eind 1919 werden ze naar een landloperskolonie in de Kempen overgebracht (98). Uiteindelijk resulteerde dit in de officiële repatriëring van zo’n 1.300 Belgische Russen naar Rusland in juli 1920. De odyssee van de Russische krijgsgevangen in België was ten einde, voor velen begon een nieuw leven in het nieuwe, nu communistische Rusland, een geschiedenis die misschien ook nog eens geschreven zal moeten worden.

Het verhaal dat in dit boek verteld wordt, herinnert in veel opzichten aan de situatie vandaag : oorlogsslachtoffers, vluchtelingen, krijgsgevangenen, honger, opvang of weigering ze op te vangen, sympathie en afkeer van behoeftige vluchtelingen. L’histoire se répète, helaas. Misschien is het een les voor ons ? Dit boek brengt een steentje bij in de mozaïek van de Belgisch-Russische betrekkingen en doet dat op een voortreffelijke manier. Warm aanbevolen voor iedereen die belangstelling heeft voor vaderlandse geschiedenis, WO I en de Belgisch-Russische betrekkingen, niet die van de grote politici-koningen-tsaren, maar van eenvoudige mensen die op vreemd grondgebied vochten voor onze vrijheid.